Met snelle busbanen zoals langs de Peizerweg en over de Zernike Campus is het busvervoer in de stad misschien wel sneller dan andere motorvoertuigen. Maar er was één baan die het spits afbeet: de Oosterhamrikbaan.
Het begin van het plan
De snelle verbinding tussen de binnenstad en Kardinge, Beijum en Lewenborg werd in het begin van de jaren 70 door de gemeente bedacht als oplossing voor de bereikbaarheid van de nieuwe wijken. De bus naar Lewenborg moest gebruik maken van het drukke Damsterdiep en de bus naar Beijum van de eveneens erg drukke Bedumerweg. Een ringweg was er nog niet en dus reed er nog veel autoverkeer. De verwachting was een verkeersinfarct.
In het begin was het de bedoeling om een vierbaansweg voor al het verkeer te leggen. Ergens in de jaren 70 werd besloten een andere locatie voor de oostelijke ringweg te kiezen en het Oosterhamriktracé uit te voeren als busbaan. Toenmalig wethouder Jacques Wallage zei in 1976 in het Nieuwsblad van het Noorden het als “de sleutel tot totale verkeersafwikkeling” te zien.
De route
De bedoeling is om een vrije baan aan te leggen welke begint bij een nieuwe Kapteynbrug en eindigt bij Noorddijk, dan nog middenin de weilanden, waar de busbaan uitmondt op de nieuwe oostelijke ringweg. Via de ringweg rijden de bussen verder naar Beijum en Lewenborg. Van een OV-knooppunt bij Kardinge was toen nog lang geen sprake. In de buurt van Ulgersmaborg en Kardinge werd aan een kantorenpark voor de PTT gedacht.
Het Van Starkenborghkanaal wordt overgestoken via een imposante brugconstructie. In eerste instantie waren hier ook rolbanden voor voetgangers en fietsers gepland. Dat idee bleek uiteindelijk niet zo goed als gedacht. De brug is uiteindelijk beweegbaar geworden. Daar was nog gedoe over. Er werd namelijk een nieuwe brandweerkazerne gedacht aan de overzijde van het kanaal. De brandweer kon het niet gebruiken als de brug vaak open zou staan. De nieuwe kazerne kwam uiteindelijk aan de Sontweg, toevalligerwijs tegenover de GVB-stalling. Voordat de bussen daarheen verhuisden stond een aantal gestald in een oude loods van tabaksfabriek Niemeyer welke gesloopt moest worden voor de nieuwe busbaan.
De bedoeling halverwege de jaren 70 is om een voor die tijd zeer hoge frequentie van 12 bussen per uur per uur te voeren; eens per vijf minuten een bus naar Beijum en Lewenborg. Het zijn de frequenties die we nu kennen van Q-link.
Groen licht
Eind 1980 is het dan zover: er komt groen licht voor de aanleg van het tracé. Wethouder Wallage bereikt overeenstemming over een financiële bijdrage met Het Rijk. Het ministerie wil zo’n 32 miljoen gulden bijdragen.
Waar er groen licht komt van de benodigde instanties is dat niet gezegd in de omgeving. Omwonenden zijn namelijk niet blij met de aanleg van het tracé. Woonbootbewoners bijvoorbeeld. Zij moeten wijken voor de busbaan. De gemeente wil hen verplaatsen naar het Oude Winschoterdiep. De eigenaren van de boten krijgen van de gemeente een financiële compensatie.
In 1982 begint de aanleg. Niet alleen van het tracé overigens, want het eerste deel van de nieuwe oostelijke ringweg gaat dan ook open. Op het nieuwe Oosterhamriktracé worden damwanden en het zandlichaam aangebracht (foto). Voor de aanleg wordt vier jaar uitgetrokken.
Ondertussen is er rond het kanaal wat gedoe met bedrijven. Sloopbedrijf Simmeren aan de Ulgersmaweg krijgt flink te maken met de busbaan, die midden over het terrein hoog boven de grond komt te lopen. Het gevolg is dat Simmeren haar hele terrein anders moet inrichten. De gemeente betaalt de firma 1,4 miljoen gulden als genoegdoening.
Aan de Antillenstraat staat het bedrijf Bot in de weg. Deze machinefabriek en scheepsreparatiewerf heeft in 1977 overeenstemming met de gemeente bereikt over een verhuizing, maar het bedrijf wilde de plek niet verlaten en het contract ontbinden op basis van ‘dwaling’. Na nieuwe onderhandelingen liep een ontruiming weer mis waarop de gemeente na enkele jaren een kort geding aanspande. De gemeente won dit.
Een nieuwe Kapteynbrug is het laatste wat moet gebeuren. De oude brug bij het Wouter van Doeverenplein wordt vervangen door een nieuw exemplaar wat niet geopend kan worden. Dit werk duurt zeven maanden.
De opening
De dienstregeling van 1986 en 1987 komt eraan, waarin de routes over het Oosterhamriktracé zijn opgenomen. Dit betekent ook dat er forse ingegrepen gaat worden in enkele wijken. In Oosterhoogebrug en Ulgersmaborg is dit vooral te merken, want daar reed de bus naar Lewenborg eerst doorheen. Lijn 4 wordt vanuit het Oosterpark doorgetrokken naar de Akeleiweg. Het GVB wil gaan keren via de Wolfsklauwstraat, tot groot ongenoegen en protest van de buurt. Uiteindelijk koos de vervoerder voor een braakliggend stuk grond een stukje verderop. Later werd lijn 4 verlengd naar Kardinge en De Hunze, alvorens de lijn begin deze eeuw ingekort werd tot de Crocusstraat in de Oosterparkwijk.
Op 19 oktober 1986 gaan de eerste bussen dan echt over de nieuwe busbaan. Eén van de eerste ritten wordt gereden met zo’n vijftig bejaarden aan boord. Zij werden in Lewenborg bij Het Dok opgehaald en kregen een rondrit door de provincie welke over de Oosterhamrikbaan trok.
De bussen in de stad waren die dag gratis om het grote publiek kennis te laten maken met de nieuwe route. Het zorgt voor overvolle bussen. Volgens het GVB was het zo’n zeven tot acht keer drukker dan op een normale zondag in die tijd. Uiteraard waren de lijnen 6 naar Beijum en 10 naar Lewenborg het meest populair.
Er waren wel wat kinderziektes. Zo werden de rijtijden te laag ingeschat. Het gevolg was gestreste en vermoeide buschauffeurs. Het GVB greep in en paste de tijden aan.
Tot het heden
En zo ontstond de baan die uiteindelijk uit zou groeien tot één van de drukste busroutes van het Noorden. Op dit moment maken diverse stads- en streeklijnen gebruik van de baan (foto) (foto).
Die baan eindigt niet meer op een kruising met de oostelijke ringweg. In de jaren 90 werd Sportcentrum Kardinge met het bijbehorende Kardingerplein in gebruik genomen. Daar werd Transferium Noorddijk aangelegd, wat we nu kennen als P+R Kardinge. Via nieuwe vrije busbanen kwam er een snellere route naar zowel Beijum als Lewenborg. Het Oosterhamriktracé kreeg daarmee haar huidige, definitieve vorm.
Voor de toekomst is het maar de vraag of het tracé uitsluitend voor busverkeer blijft, want er zijn plannen om de busbaan voor autoverkeer open te stellen om de bereikbaarheid van het UMCG te verbeteren. Busverkeer zou dan door de Vinkenstraat kunnen gaan rijden. Soortgelijke plannen waren er ook toen er werd nagedacht over de Regiotram in Groningen.
Aan de westzijde van de stad werd een soortgelijke busbaan aangelegd tussen P+R Hoogkerk en het Hoofdstation. Deze dient wel meer dorpen buiten Groningen dan stadswijken.